Afbeelding
Teunisbloempijlstaart
Ruben Meert

Teunisbloempijlstaart volledig ingeburgerd in Vlaanderen

5 aug 2021
Categorieën
Natuurbericht


Terwijl sommige nachtvlinders het moeilijk hebben, gaat het andere voor de wind. Het succesverhaal dat de teunisbloempijlstaart de afgelopen 2 decennia heeft geschreven is ronduit indrukwekkend. Deze ooit obscure soort uit zuidelijk Europa zit nu gewoon in onze tuinen en zelfs in de stad.

Met hun vele tinten groen op de voorvleugels en de geeloranje achtervleugels zijn teunisbloempijlstaarten echte pareltjes onder de Europese nachtvlinders. Heel lang bleef deze nachtvlinder de Heilige Graal voor veel Belgische nachtvlinderliefhebbers: iedereen had ervan gehoord, maar weinigen hadden hem ook effectief al gezien.

Bovendien is het één van de twee in Vlaanderen voorkomende nachtvlinders die ook Europees beschermd is. Samen met de Spaanse vlag geniet deze soort bescherming via de Habitatrichtlijn. Toen deze wetgeving in 1992 in voege trad, was de teunisbloempijlstaart daadwerkelijk een zeldzaamheid in West-Europa. 


Afbeelding
Teunisbloempijlstaart drinkend van spoorbloem

Teunisbloempijlstaart drinkend van spoorbloem (c) Ruben Meert

Opmars

Het was in 1954 dat het eerste Belgische exemplaar opdook in de provincie Luxemburg. Pas 30 jaar later kreeg deze pijlstaart ook in de rest van het land vaste voet aan de grond. Medewerkers van het Belgisch Trekvlinderonderzoek tekenden de soort vanaf 1983 in meerdere provincies op en op 30 augustus 1988 werd de eerste Vlaamse teunisbloempijlstaart opgetekend: een rups in het West-Vlaamse Nieuwkerke. In het midden van de jaren 90 van de vorige eeuw volgden heel wat nieuwe vindplaatsen en vanaf 1996 komt hij ook in Nederland voor. Ondertussen wordt de vlinder jaarlijks in steeds hogere aantallen over heel Vlaanderen gemeld. Vooral de afgelopen 3 jaar is er een enorme boost te merken. Zit er overigens al een nachtvlinder in de Vlaamse canon?

Ook al doet de opmars van de teunisbloempijlstaart het hart van vele insectenfanaten sneller slaan, toch moet ook hier een kanttekening bij gemaakt worden. Dat de gemiddelde temperatuur in ons land in slechts enkele decennia tijd ideaal is geworden voor deze warmteminnende mot, stemt tot nadenken. Het impliceert vast ook dat sommige delen van het oorspronkelijke areaal ondertussen té heet zijn geworden, waardoor de vlinder daar verdwijnt.

De nachtactieve imago’s vliegen vooral in de lente en worden geregeld aangetroffen in lichtvallen. Wie de vlinders graag eens live bezig ziet, kan op zachte lenteavonden vanaf de schemer bloemenborders afschuimen: op spoorbloemen, zenegroen en nog tal van andere lentebloeiers komen ze graag foerageren.


Afbeelding
Rupsen in 2 kleurvarianten

Rupsen in 2 kleurvarianten (c) Ruben Meert

Meer rupsen

Met het aangroeien van de vlinderpopulatie stijgt vanzelf ook het aantal rupsenvondsten. De rupsen van de teunisbloempijlstaart voeden zich daadwerkelijk met planten uit de teunisbloemfamilie. Hoewel ze ook op teunisbloem zelf worden aangetroffen, lijken ze toch eerder (harig) wilgenroosje en basterdwederik te verkiezen. Deze ‘onkruiden’ groeien soms massaal in moestuinen of op braakliggende terreinen, waardoor de soort tegenwoordig ook diep in onze dorpen en steden geschikte biotopen heeft weten te vinden. Recent werden zelfs enkele exemplaren op gekweekte fuchsia’s aangetroffen. Of hoe een van oorsprong onvervalste bosrandsoort hier ondertussen een algemene tuinsoort is geworden. Dit jaar werden overigens al evenveel rupsen gezien als vorig jaar, en het rupsenseizoen is nog volop aan de gang.

Volgroeide rupsen zijn grijsbruin of soms groen en lijken echte kanjers in vergelijking met de relatief kleine vlinder. Hoewel de pijlstaartfamilie haar naam dankt aan het ongevaarlijke, doornvormige uitsteeksel op het achterwerk van de rupsen, bevestigt de teunisbloempijlstaart als uitzondering de regel: in plaats van een doorn zit er een zwartomrand, geel schijfje achteraan. Zo valt de rups geenszins te verwarren met die van het groot avondrood, een andere pijlstaart die vaak op dezelfde planten voorkomt.


Afbeelding
Kenmerkend geel schijfje op achterlijf rups

Kenmerkend geel schijfje op achterlijf rups (c) Ruben Meert

Ondanks het formaat vallen de rupsen nauwelijks op tussen hun voedselplanten. Bovendien hebben ze de neiging om zich overdag te verschansen onder bladeren of zelfs onder stenen. De grootste kans op een rupsenvondst doet zich dan ook voor op het moment dat ze willen verpoppen: op zoek naar een geschikt plekje wandelen ze enkele dagen rond. Ja, er werden zelfs al rupsen als verkeersslachtoffer gemeld!

Kijk dezer dagen dus goed uit waar je loopt. Toch per ongeluk een rups van teunisbloempijlstaart platgetrapt? Geef ze dan zeker in op www.waarnemingen.be, liefst met foto waarop het schijfje achteraan het lichaam te zien is.

Tekst: Ruben Meert (Insectenwerkgroep Voelspriet)