Resultaten
In 2024 werd een eerste onderzoeksronde afgerond. Hierbij werden 118 soorten wilde bijen geïdentificeerd, waaronder 22 nieuw voor het gebied. Met eerdere waarnemingen komt het totaal op 154 soorten, wat het tot een van de soortenrijkste natuurgebieden van Vlaanderen maakt. In het volledige groengebied, inclusief eigendommen van derden en het kleiontginningsgebied van Wienerberger, zijn 172 soorten waargenomen. Je kan er naast enkele typische voorjaarssoorten, zoals de roodscheenzandbij, de donkere dubbeltand en de dageraadzandbij ook verschillende zeldzame zomersoorten terugvinden zoals de zwarte sachembij en de vroege bloedbij.
Bijna 20% van de bijensoorten in het natuurgebied is bedreigd of bijna bedreigd volgens de Belgische Rode Lijst. De kleiputten van Terhagen, gelegen op het grondgebied van Boom en Rumst, vormen dan ook een cruciaal toevluchtsoord. In Boom werd 61% van de lokale bijensoorten enkel hier waargenomen, in Rumst 22%. Van de 185 soorten in de Rupelstreek, waar de gemeenten Boom en Rumst toebehoren, komt 26% uitsluitend in de kleiputten voor. Ook op provinciaal niveau zijn de kleiputten van groot belang. Bijna 20% van de soorten (50) komt elders in Antwerpen slechts in enkele gemeentes voor, waardoor dit gebied voor veel soorten een van de laatste leefgebieden is.

Bomen, een zegen voor de bijen maar ook een zorg
De kleiputten van Terhagen kennen verschillende uitdagingen en bedreigingen. Veel van de aanwezige planten- en diersoorten, vaak de meest bedreigde, hebben voldoende open ruimte nodig en zijn afhankelijk van pioniersvegetatie. Door natuurlijke successie, waar open ruimte uiteindelijk evolueert naar bosgebied, dreigen deze soorten hun leefgebied te verliezen. Het grootste deel van het natuurgebied bestaat ondertussen uit bosgebied.
De vele bomen in het gebied zijn een belangrijke bron van voedsel, de aanwezige zoete kersen, eikenbomen maar vooral wilgen vormen een gigantisch buffer voor de vele wilde bijen die actief zijn in de kleiputten. Vanaf maart ontwaken grote aantallen wilde bijen uit hun winterslaap en foerageren massaal op de boswilgen die dan in bloei staan. In deze maand, maar ook in april, zijn de grootste aantallen wilde bijen actief. Dit is een fenomeen dat niet alleen van toepassing is op de wilde bijen in de kleiputten, in heel België zijn dit de maanden wanneer de meeste bijen actief zijn.
Ook al zijn bomen in het voorjaar een zeer belangrijke bron van voedsel voor wilde bijen, de meeste soorten zijn afhankelijk van open plekken of bosranden. Ze hebben namelijk de zon nodig om zichzelf op de warmen, bijen zijn koudbloedige dieren. De actieve kleiontginning, ten noorden van het natuurgebied, is in die zin waardevol voor deze pionierssoorten. Door de ontginning, die nog meer als 40 jaar zal duren, zullen er altijd grote oppervlaktes open ruimte aanwezig zijn waar pionierssoorten leefgebied kunnen vinden. Maar het blijft belangrijk om ook in het natuurgebied voldoende grote oppervlakte pionierhabitats te behouden en niet het volledige terrein te laten verbossen.
Bedreigde topnatuur
Ook stikstofdepositie, waardoor bramen heel snel kunnen groeien en ondertussen grote delen van het gebied innemen, vormt een bedreiging. Belangrijke voedselplanten, maar ook nestplaatsen dreigen overwoekerd te worden. Verdroging van de bodem, o.a. door klimaatopwarming, is nog een andere bedreiging voor het natuurgebied. Heel wat belangrijke planten waar de bijen afhankelijk van zijn voor hun voedselvoorziening, zoals wilgen, maar ook Grote kattenstaart, Heelblaadjes en Grote wederik, hebben een voldoende vochtige bodem nodig om te kunnen gedijen. Tijdens droge jaren zien we dat deze planten het moeilijk hebben en recent zijn er dan ook maatregelen genomen om regenwater beter te kunnen vasthouden en te laten insijpelen in de bodem.

Het natuurgebied trekt ook heel wat honingbijen aan, vooral tijdens de zomermaanden, die hier voedsel komen zoeken. Uit wetenschappelijke studies blijkt dat honingbijen met wilde bijen concurreren voor voedsel en dat bij te hoge concentraties honingbijen wilde bijen hier onder te lijden hebben. Zowel in steden als natuurgebieden kan voedselconcurrentie door honingbijen populaties van wilde bijen doen dalen met 50%. Het is dan ook verontrustend om vast te stellen dat tijdens bepaalde periodes in het jaar er meer honingbijen dan wilde bijen rondvliegen in de kleiputten. In het rapport kan je meer informatie vinden over dit probleem.
De lokale afdeling van Natuurpunt, Natuurpunt Rupelstreek, kern Boom & Rumst, die het gebied in beheer heeft, tracht voor al deze uitdagingen een oplossing te zoeken en probeert via gericht beheer zo veel mogelijk locaties geschikt te houden voor wilde bijen, maar ook andere soorten. Het gebied is namelijk ook voor tal van andere diergroepen erg belangrijk, bijvoorbeeld voor vogels, amfibieën en libellen. Via dit rapport, met concreet beheeradvies, geven we hun extra mogelijkheden om dit te doen.
Natuurpunt Studie wil het onderzoek naar wilde bijen uitbreiden naar alle bijenreservaten, zodat we deze essentiële bestuivers nog beter kunnen beschermen. Bedrijven die partner willen worden in dit project om dit mogelijk te maken, kunnen vrijblijvend contact opnemen met Jorg Lambrechts via Jorg.Lambrechts@natuurpunt.be om de mogelijkheden te bespreken.
Tekst: Maarten Wielandts (Natuurpunt Studie)
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief