
Velen onder ons weten dat er in de Kempen wit zand wordt ontgonnen. In de ondergrond van de Limburgse Kempen vindt men steenkool en grind. Maar dat er in onze streken ook ijzererts werd ontgonnen is minder bekend. Dit ijzererts noemen we hier ijzermaal. Een meer algemene naam voor ijzermaal is ijzeroer of moerasijzererts.
Het ijzermaal vindt men vooral in de beekvalleien van de Kleine Nete. Het is een ijzerhoudend gesteente dat ontstaat doordat het ijzer dat in het grondwater is opgelost onder bepaalde omstandigheden kort bij het oppervlak neerslaat. Dit vormt onder het grondoppervlak een harde ondoordringbare laag. Het ijzergehalte varieert van plaats tot plaats maar blijft meestal onder de 27%.
In de Kempen werd dit ijzermaal ontgonnen vanaf het midden van de 19de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw. Doordat het ijzermaal een ondoordringbare laag vormt, blijven weilanden lang onder water staan. Opkopers boden de boeren aan om het ijzermaal weg te graven en daarna de grond terug gelijk te maken. Het was een win-win situatie: de opkopers verhandelden het ijzermaal, de boeren kregen geld voor het ontginnen van het ijzererts en hadden nadien betere weilanden.
Zoals steeds zien sommigen ook nadelige kanten aan de exploitatie van ijzermaal. Prof. E. Vliebergh* schrijft in 1908: “Maar ’t bracht alleszins geld bij de boeren-eigenaars, in eenen tijd dat geld minder onder de menschen was dan nu, het ijzererts uithalen beteekent den grond verbeteren, er waren echter boeren die hunne boerderijen verwaarloosden om zelf het ijzererts uit te halen en te vervoeren; sommigen leerden ook te dier gelegenheid genever drinken.”
* 'De Kempen in de 19de en in 't begin der 20° eeuw' Prof. Emiel Vliebergh (1908)